Last but not Leeds
De snelweg is nat. Kletsnat. 'Elland Road', zegt het bord langs de weg. De pijl wijst naar links. Leeds is bereikt. De eindbestemming van een overlevingstocht. Dat Preston North End de vorige avond in eigen huis verloor van Hull City, bleef door ons onopgemerkt. De kaarten lagen klaar op Deepdale. De stoelen bleven leeg. Een stadion te ver. Windkracht tien in Wrexham doorsta je niet zonder fysieke kleerscheuren.
De aanblik van Elland Road, het stadion van Leeds United, geeft na de verplichte rustdag een geruststellend gevoel. Gewoon weer voetbal, vandaag. Bij de ingang van een sjofel industrieterreintje staat een man met muts. Naast hem rust een kartonnen bord tegen een bakstenen muurtje. 'Parkeren 3 pond'. En, daaronder: '
Easy exit'. Een paar uur na het laatste fluitsignaal in Leeds, vertrekt in Hull de nachtboot naar Rotterdam. Naar De Kuip. Naar Feyenoord - Heerenveen.
Easy exit is dus welkom.
Op de parkeerplaats staan al wat auto's. Mannen met rode shirts en sjaals stappen uit. Zij steunen Bristol City. Een tamelijk grijze eerste divisie-club uit het diepe zuidwesten van Engeland. Ashton Gate, de historische thuishaven van deze club, ligt op 335 kilometer van Leeds. Er is niettemin een reden voor zoveel rood op straat. Bristol City speelde al 31 jaar niet meer tegen Leeds United. De gevallen topclub die nog maar tien jaar geleden 'on top of the league' was en furore maakte in de Champions League door twee keer op rij de halve finale te bereiken.
De laatste halte: Elland Road.
Opmerkelijk lage en, tot ons genoegen, zeer gedateerde tribunes.
Een hoofdtribune met, in tegenstelling tot de rest van het stadion, een tweede ring. Een overblijfsel uit betere tijden.
De club ging op dramatische wijze ten onder. Drie jaar geleden werd de bodem bereikt. Het grote Leeds degradeerde naar de
First Division, het derde Engelse voetbalniveau, en moest aantreden tegen nietige clubjes als Tranmere Rovers. Een diepe vernedering voor de mannen, vrouwen, jongens, meisjes, opa's en oma's die op deze zaterdagmiddag al drie uur van tevoren rond Elland Road scharrelen. Een bakje
fish and chips in de hand, en allemaal getooid in de witte shirts. 'We are Leeds'.
Zij zijn in afwachting van de grote terugkeer. Een geur van optimisme hangt rond het nostalgische stadion. Leeds is nog één promotie verwijderd van de Premier League. 'Stand up if you hate Man U', staat op een sjaaltje dat langs de weg wordt verkocht. Volgend jaar is het zover. Dan komt de aartsrivaal uit Manchester weer op bezoek. Voor iedereen met een Leeds-hart staat dat vast.
De oersupporter.
Modern: mobiele programmaboekjes.
Paardenrennen! Waar kunnen wij gokken op de uitslag?
Van Elland Road, dat 40.000 mensen kan herbergen, had ik me iets groters voorgesteld. Het is verrassend knus. Het Abe Lenstra stadion met een waterhoofdtribune. Dat eenzame stuk tweede ring op de hoofdtribune blijft leeg. 'Maar als Leeds United terug is in de Premier League, zit het weer vol', zegt onze buurman met een trotse glimlach. De man op leeftijd komt, toevalligerwijs, uit Wrexham. Hij werd 45 jaar geleden verliefd op Leeds. 'Deze club hoort niet op dit niveau thuis', benadrukt hij. 'Gelukkig is de achterban loyaal in moeilijke tijden.'
Alleen het bovenste tribunegedeelte zou leeg blijven.
De eerste belangstellenden melden zich.
Een stadion zonder houten stoelen is geen stadion! Net als een stadion zonder lichtmasten, trouwens. Een minpuntje aan Elland Road.
Op een groot scherm in het stadion is zichtbaar hoe Manchester United op dat moment met 2-0 achterkomt bij Aston Villa. Luid gejuich stijgt op. Ook de buurman slaakt een vreugdekreet. Hij klapt terwijl de keeper van Leeds het veld betreedt. Het is Kaspar Schmeichel. De zoon van Peter. De man die schitterde op Old Trafford. Manchester United scoort de gelijkmaker: 2-2. Een zucht van teleurstelling vult Elland Road.
'Hebben jullie werk,
guys?', vraagt de buurman uit het niets. Wij antwoorden bevestigend. Hij trekt een ernstig gezicht en begint een verhaal over de hoge werkloosheid in dit gedeelte van Engeland. Ergens halverwege zijn relaas stopt hij abrupt met praten. De spelers van Leeds komen het veld op. 'We are Leeds, we are Leeds, we are Leeds!' zingt hij.
Spelerssilhouetten doen een warming-up.
Camerabewuste voetballer...
'Wie als eerste in de Premier League is!'
Het uitvak, en de vakken daarnaast, stromen vol met supporters van Bristol City. Het zijn er zeker tweeduizend. Tweeduizend! Zelfs de Leeds-getrouwen kijken daarvan op. 'Normally, they have a shite away-support', klinkt het achter mij. De harde kern van de thuisclub, staand achter het doel, weet er wel raad mee en zet een in Engeland gebruikelijk pestliedje in. 'You're only here to see our Leeds!'.
Wat nou 'shite away-support'?
'Can you hear the mainstand sing? No! No!'
Daar zit je dan...
Er werd vanuit een goede organisatie gespeeld...
Terwijl de wedstrijd op het punt van beginnen staat, heerst een heerlijke voetbalsfeer. De zon schijnt. Naast de buurman komen een vader en zoon in Leeds-tenue zitten. Australiërs. En voetballiefhebbers. Twee dagen eerder waren ze ook in Wrexham. Ze zaten 24 uur in een vliegtuig om vanaf koude, lege tribunes 22 mannen de bal tegen de wind in te zien schoppen. Dat overal op de wereld, zelfs in Australië, voetbalgekken wonen, is een geruststellende gedachte.
De buurman kan er niet over uit, dat internationale gezelschap. 'Jullie hebben een lang stuk gereisd', zegt hij tegen ons. 'Maar zij spannen de kroon.' Daar gaat onze uitzonderingspositie.
Het indrukwekkende clublied klinkt. 'Marching on together', waarvoor de vele Leeds-haters in Groot-Brittannië hun eigen songtekst hebben: ‘Marching down together’. Succes trekt niet alleen vrienden aan, ook vijanden. En daaruit kan dergelijk leedvermaak voortkomen.
De entree.
Kaspar Schmeichel.
De Leeds-mascotte tegen David James: 'Hoe heet die keeper van het Engelse nationale team ook alweer?'
Vanaf de tweede rij zien wij een slaapverwekkende eerste helft, met belabberd voetbal, waarin slechts het gezang van de beide legioenen voor vertier zorgt. De buurman springt bij elke actie van zijn stoel. In de rust vraag ik of hij tevreden is met de doelpuntloze tussenstand. Hij knikt. 'Verdedigend stond het goed.' Hoe voetbalbelevingen en verwachtingspatronen van elkaar kunnen verschillen. 'Ik hoop dat Luciano Becchio erin komt', zegt hij. 'Dan ontstaat er voorin meer gevaar.'
Aanvankelijk veel getreuzel aan de bal.
Eén ding kon Bristol City best aardig: ingooien.
Publiekslieveling Becchio tekent voor een hattrick en daarmee een 3-1 zege. Weer is Leeds een overwinning dichterbij het heilige doel. Promotie. Terug naar de schijnwerpers. Na de gelijkmaker had het riant gevulde uitvak nog een grote mond gehad. 'Who are you?', werd er gezongen. 'We are Leeds!', was het overweldigende antwoord. Even ging het er nog fel aan toe tussen de twee supportersgroepen. Minutenlang galmden de pesterige liedjes over en weer, vergezeld door weinig vleiende handgebaren.
Dat zorgde, terwijl het donker werd en de lichtmasten ontbrandden, voor een machtige voetbalsfeer waarin Bristol City het hoofd moest buigen. Het clublied galmde. 'Marching on together!'. De buurman zong zijn keel schor. Als het aan hem, en die andere 25.000 luidruchtige Leeds-aanhangers ligt, komt Bristol City minstens 31 jaar niet meer naar Elland Road.
Elland Road juicht.
Net als de spelers.
Met blauw oog: Becchio, de maker van een hattrick.
Op de parkeerplaats treffen we een groepje balende Bristol-supporters. Hun club heeft verloren en tot overmaat van ramp kunnen zij nog niet beginnen aan de 335 kilometer lange terugreis. Een dubbelgeparkeerde auto belet hen de doorgang. Bij het zien van ons Nederlandse nummerbord klaren de gezichten op. 'Jullie moeten een stuk verder reizen dan wij', zeggen ze in een opperste vorm van relativering.
Een etmaal later is het druk rondom De Kuip. Programmaboekjesverkopers schreeuwen, de frituurpannen branden. Mannen, vrouwen, jongens, meisjes, opa's en oma's krioelen door elkaar heen. Allemaal dragen ze de clubkleuren. Trouwe discipelen van een gevallen grootmacht die, zo is hun stellige overtuiging, ooit weer aan de top zal staan.
Some things will never change.
De foto's zijn van 1920, waarvoor dank.